In het
kort: Skype had in 2004 en 2005 SKYPE als Europees woord- beeldmerk
aangevraagd. De British Sky Broadcasting Group had meteen bezwaar aangetekend
tegen de aanvraag (oppositie ingesteld). Het Gerecht van de Europese Unie heeft
nu geoordeeld dat de oppositie van SKY gegrond is. Skype kan nog in hoger
beroep bij het Hof van Justitie EU. Microsoft kocht Skype in 2011 voor 8,5
miljard euro (toen de discussie aangaande de geldigheid van het Skype merk als
speelde. Het is voor Microsoft te hopen dat ze bij de overname een regeling
hebben opgenomen aangaand de geldigheid van het merk. Immers, de technologie
van Skype is niet zo vernieuwend, de waarde van het bedrijf zit vooral in de
bestaande gebruikers en het merk.
Hieronder uit het persbericht van
het Gerecht van de Europese Unie:
In 2004 en
2005 heeft de onderneming Skype het Bureau voor harmonisatie binnen de interne
markt (BHIM) verzocht om inschrijving van het beeld- en het woordteken SKYPE
als gemeenschapsmerk voor audiovisuele apparatuur, telefonie- en
fotografieproducten en voor informaticadiensten in verband met software of met
het creëren en hosten van websites.
In 2005 en
2006 heeft de onderneming British Sky Broadcasting Group, het huidige Sky en
Sky IP International, oppositie ingesteld op grond dat er verwarringsgevaar
bestond met haar gemeenschapswoordmerk SKY, dat in 2003 was gedeponeerd voor
dezelfde waren en diensten.
Aangevraagd
beeld-/woordteken
Oppositiewoordmerk
/ SKYPE SKY
Bij
beslissingen van 2012 en 2013 heeft het BHIM de oppositie toegewezen, waarbij
het in wezen heeft vastgesteld dat er verwarringsgevaar bestond tussen de
conflicterende tekens wegens met name hun gemiddelde mate van visuele,
fonetische en begripsmatige overeenstemming, en dat niet was voldaan aan de
voorwaarden om vast te kunnen stellen dat dit risico was verminderd. Skype verzoekt
het Gerecht van de Europese Unie om vernietiging van die beslissingen.
Met zijn
arresten van vandaag verwerpt het Gerecht de beroepen van Skype en bevestigt
het aldus dat er verwarringsgevaar bestaat tussen het beeld- en het woordteken
SKYPE en het woordmerk SKY.
Wat de
visuele, fonetische en begripsmatige overeenstemming van de conflicterende
tekens betreft, bevestigt het Gerecht dat de klinker „y” niet korter wordt
uitgesproken in de term „skype” dan in de term „sky”. Bovendien blijft de term
„sky”, die behoort tot de basiswoordenschat van de Engelse taal, duidelijk
herkenbaar in het woord „skype”, niettegenstaande het feit dat deze laatste
term in één woord wordt geschreven. Ten slotte is het zeer wel mogelijk dat het
relevante publiek het element „sky” in de term „skype” herkent, ook al heeft
het overblijvende element „pe” geen eigen betekenis.
Bovendien
doet de omstandigheid dat in het aangevraagde beeldteken het woordelement
„skype” wordt omgeven door een rand die is uitgeknipt in de vorm van een wolk
of van een tekstballon, niet af aan de gemiddelde mate van visuele, fonetische
en begripsmatige overeenstemming. Vanuit visueel oogpunt benadrukt het
beeldelement immers slechts het woordelement en wordt het dus slechts opgevat
als louter een rand. Vanuit fonetisch oogpunt kan het figuratieve element in de
vorm van een rand geen auditieve indruk oproepen, die nog steeds uitsluitend
wordt bepaald door het woordelement. Ten slotte wordt op het begripsmatige vlak
met het beeldelement geen enkel begrip overgebracht, behoudens eventueel dat
van een wolk, hetgeen het dan nog waarschijnlijker zou kunnen maken dat het
element „sky” wordt herkend binnen het woordelement „skype”, aangezien wolken
zich „in de lucht” bevinden en dus gemakkelijk in verband kunnen worden
gebracht met de term „sky”.
Wat het
argument betreft dat de tekens „skype” een hoog onderscheidend vermogen zouden
hebben omdat zij bekend zijn bij het publiek, verklaart het Gerecht dat er
zelfs indien de term „skype” een eigen betekenis zou hebben gekregen, ter
identificatie van de door de onderneming Skype geleverde
telecommunicatiediensten, sprake zou zijn van een generieke, en dus voor dat
soort diensten beschrijvende term.
Ten slotte
bevestigt het Gerecht dat de omstandigheid dat de conflicterende tekens in het
Verenigd Koninkrijk vreedzaam naast elkaar bestaan, niet in aanmerking kan
worden genomen als een factor die het verwarringsgevaar kan verlagen, aangezien
niet is voldaan aan de voorwaarden daartoe. De vreedzame co-existentie van die
tekens in het Verenigd Koninkrijk betreft immers slechts een opzichzelfstaande
en zeer specifieke dienst (namelijk point-to-point communicatiediensten) en kan
dus niet resulteren in een lager verwarringsgevaar voor de talrijke andere
geclaimde waren en diensten. Die co-existentie heeft daarenboven niet lang
genoeg geduurd om te kunnen aannemen dat zij het gevolg was van het feit dat er
bij het relevante publiek geen gevaar voor verwarring bestond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten