woensdag 2 december 2009

Amerikaanse Indianen verliezen 18 jaar lopende merkenrecht zaak over Washington REDSKINS






Amerikaanse "High Court" wees op 16 november 2009 beroep van Native Americans tegen rechtsverwerking ten aanzien van REDSKINS merken van de Washington Redskins af


Al jaren strijden “Native Americans”, tegen gebruik van de naam “RedSkins” voor het footballteam “Washington Redskins”. De Native Americans vinden de naam “Redskins”(Roodhuiden) denigrerend en vinden dat deze naam daarom geen merkbescherming toekomt. Onlangs heeft het Amerikaanse Hoger Gerechtshof, de op één na hoogste gerechtelijke instantie in de V.S., geweigerd een zaak tegen de Washington Redskins in behandeling te nemen. Het High Court diende te oordelen over de vraag of de eisers (een groep van zeven activisten, aangevoerd door Suzan S. Harjo) het merk op tijd hebben aangevochten. Hiermee is een voorlopig einde te komen aan een strijd die meer dan 20 jaar duurt.

Redskins sinds 1933 in gebruik

De naam Washington Redskins wordt al sinds 1933 gebruikt, toen werd de naam veranderd van “Boston Braves” in “Boston Redskins”. In 1937 verhuisde het footballteam naar Washington. Saillant detail is dat de naam “Redskins” werd gekozen als eerbetoon aan de Sioux coach Willam “Lone Star”Dietz.

Amerikaanse merkengerecht achtte het REDSKINS merk aanstootgevend, inschrijving doorgehaald

De Redskins registreerden hun naam in 1967 als handelsmerk. De eerste rechtszaak werd in 1992 aangespannen door Suzan S. Harjo en zes andere Native Americans bij het “Trademark Trial and Appeal Board” (TTAB). Volgens Amerikaans merkenrecht (Par. 1052  Lanham Act ) is een merkregistratie verboden wanneer een merk:

"may disparage . . . persons, living or dead, . . . or bring them into contempt, or disrepute."

De Native Americans wonnen de zaak in eerste instantie: Het Trademark Trial and Appeal Board (TTAB) gaf de eisers gelijk en oordeelde dat het merk REDSKINS kon worden geïnterpreteerd als aanstootgevend jegens “Native Americans”(Amerikaanse indianen). Het Amerikaanse merkenbureau haalde vervolgens de merkregistratie REDSKINS door.

Eigenaar Washington Redskins gaan in beroep tegen het doorhalen van het REDSKINS merk. De zaak komt terecht bij het U.S. District Court for the District of Columbia (D.D.C.)


Pro Football Inc., de eigenaar van de Washington Redskins, ging in beroep van de uitspraak van de Trademark Trial and Appeal Board (TTAB) bij het United States District Court for the District of Columbia (D.D.C.). In 2003 oordeelde rechter Colleen Kollar-Kotelly in het voordeel van de Washington Redskins. Volgens rechter Kollar-Kotelly was er onvoldoende bewijs dat de naam Redskins zo beledigend zou zijn als dat de naam niet als een merk beschermd zou kunnen worden. Bovendien vond zij dat de Amerikaanse indianen hun recht hadden verwerkt (in Amerikaanse recht “laches”). Met andere woorden de Amerikaanse indianen zouden te lang stil hebben gezeten (Pro-Football, Inc. v. Harjo, 284 F. Supp. 2d 96 (D.D.C. 2003) (“Harjo Summ. J. Op.”).


Native Americans gaan in beroep tegen de beslissing dat ze te lang stilgezeten zouden hebben, de zaak komt terecht bij het U.S. Court of Appeals for the District of Columbia (D.C. Cir.)


De Native Americans gingen in beroep tegen de uitspraak van het D.D.C. bij het United States Court of Appeals for the District of Columbia Circuit (D.C. Cir.) . Het D.C. Cir. oordeelde dat de jongste eiser van de groep van zeven Native Americans wellicht toch “locus standi” heeft om de zaak tegen voort te zetten omdat hij ten tijde van de merkinschrijving in 1967 nog maar één jaar oud was. Het D.C. Cir. verwees de zaak terug naar de D.D.C. (Pro-Football, Inc. v. Harjo, 415 F.3d 44, 50 (D.C. Cir. 2005) (“Harjo Appeal”).


Na terugverwijzen blijft D.D.C. er bij dat er sprake is van rechtsverwerking

Rechter Kollar Kotelly van het D.D.C. oordeelde dat ook de jongste van de groep van de zeven klagers, Mateo Romero zijn recht heeft verwerkt. Dit omdat Mateo Romero sinds hij volwassen is geworden in 1984 acht jaar heeft gewacht met het instellen van de klacht. Rechter Kollar Kotelly acht het aannemelijk dat de eigenaar van de Washington Redskins, Pro Football, anders of minder had geïnvesteerd in het merk REDSKINS als Romero zijn klacht eerder had ingediend. Gedurende de acht jaar die Romero heeft gewacht met indienen van zijn klacht heeft Pro Football miljoenen in het merk Washington Redskins geïnvesteerd. De vertraging in het indienen van de klacht zou daarmee de eigenaar van de Redskins ten onrechte bestraffen.



De zaak komt opnieuw bij het D.C. Cir.

Het U.S. Court of Appeals for the District of Columbia (D.C. Cir.) bevestigd de uitspraak van het D.C.C., er is sprake van rechtsverwerking. Zie voor de uitspraak Pro Football vs. Harjo 15 mei 2009.

Hoger Gerechtshof neemt zaak niet in behandeling

De groep Native Americans legt vervolgens de vraag of zij hun recht hebben verwerkt voor aan het High Court. De Native Americans stellen – kort gezegd -dat volgens de wet een actie tot het doorhalen van een merk “at any time” mag worden ingesteld. De volledige “writ of certiorari” is hier te vinden.

Het Hoger Gerechtshof heeft op 16 november 2009 zonder opgave van reden bekend gemaakt de zaak niet in behandeling te zullen nemen.

Native Americans geven niet op

Advocaat Philip Mause, advocaat van de Native Americans, zei dat de Native Americans “teleurgesteld” waren met de beslissing van het Hoger Gerechtshof, maar door te zullen gaan. Een nieuwe groep van zes Native Americans, die allemaal net volwassen zijn, heeft inmiddels ook om doorhaling van het REDSKINS merk verzocht. De strijdbijl is dus nog niet begraven.


Opmerkelijk is dat tot op heden, behalve het Amerikaanse merkengerecht, geen (hogere) Amerikaanse rechtbank heeft geoordeeld over de vraag of de naam REDSKINS denigrerend is voor de Native Americans. De zaak is in hoger beroep steeds afgedaan op rechtsverwerking.


Overigens betekent het eventueel op termijn moeten doorhalen van het REDSKINS merk niet dat deze naam niet meer door de Washington Redskins gevoerd mag worden. Het merk REDSKINS ontbeert dan alleen bescherming als merk.

Quirijn Meijnen


Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Pro-Football,_Inc._v._Harjo


dinsdag 24 november 2009

Met Lego kun je alles maken, met Mega bloks tegenwoordig ook...









Een bespreking van arrest Hoge Raad, 20 november 2009, Lego Nederland B.V. c.s Mega Brands Inc c.s.

Het succes van LEGO is onovertroffen. Wie is er niet met LEGO opgegroeid? Als je als kind aan het paradijs denkt, dan denk je aan LEGOLAND. Voor wie LEGO niet kent: LEGO brengt voor kleine kinderen DUPLO bouwsteentjes op de markt en voor de grotere kinderen LEGO bouwsteentjes. Zoals elk succesvol product werd LEGO dan ook al snel nagemaakt. LEGO kon daar vanwege een octrooi op de bouwsteentjes jarenlang succesvol tegen optreden. Vandaar ook dat een klein doosje met LEGO al snel € 12,= kost. Sinds een paar jaar is het octrooi op de LEGO bouwsteentjes verlopen Mega Brands Europe NV/SA brengt nu onder de merknaam MEGABLOKS MINI en MAXI bouwsteentjes op de markt. De MINI bouwsteentjes komen in uiterlijk en vormgeving vrijwel overeen en zijn compatibel met DUPLO; MICRO met LEGO. De vraag is nu of MEGABLOKS deze vrijwel identieke bouwsteentjes op de markt mag brengen? LEGO zal er natuurlijk alles aan doen om concurrenten die een graantje mee willen pikken van het succes van LEGO van de markt te weren.

Octrooi
Vroeger had LEGO zoals gezegd een octrooi op de bouwsteentjes. Het octrooi beschermde de uitvinding van Lego om buisjes aan de onderkant van een legosteen te maken die precies pasten tussen de noppen aan de bovenkant van een legosteen. Het octrooi van LEGO is verlopen. Als een octrooi verlopen is, mag iedereen de uitvinding in beginsel namaken. Echter, ook dan kan het namaken van andermans product nog onrechtmatig zijn; er kan sprake zijn van bijvoorbeeld merkinbreuk of “slaafse nabootsing”. Merkinbreuk is in deze zaak niet aan de orde. MEGABLOKS, MINI en MACRO lijken niet op LEGO. De vraag is nu of er sprake is van “slaafse nabootsing” van de LEGO bouwsteentjes door MEGABLOKS.


Slaafse nabootsing

De hoofdregel bij “slaafse nabootsing” is dat je een product dat niet (meer) door een recht van intellectuele eigendom (merkrecht, auteursrecht, modelrecht, octrooi) wordt beschermd mag namaken, maar je moet wel afwijken van het originele product daar wat dat kan.

Toen LEGO in 2003 geconfronteerd werd met de MEGABLOKS bouwsteentjes is zij meteen bij de Rechtbank Breda een procedure begonnen, stellende dat MEGABLOKS de LEGO bouwsteentjes slaafs nabootst. Op 20 november 2009 is er een einde gekomen aan deze procedure. De Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan in Nederland, heeft op 20 november jl. uitgemaakt dat MEGABLOKS de steentjes mocht nabootsen. Kort gezegd overweegt de Hoge Raad als volgt:

1) bij potentiële kopers van constructiespeelgoed (zoals LEGO) bestaat een behoefte aan compatibiliteit en uitwisselbaarheid met het bestaande en wijdverbreide Lego-systeem.

2) een bij afnemers van de producten constructiespeelgoed bestaande behoefte aan standaardisatie kan een rechtvaardiging kan zijn voor het verwarringwekkend nabootsen van een product.

3) de behoefte tot standaardisatie neemt niet weg dat de nabootser ondanks de als gevolg van de aanpassing aan de standaard bestaande gelijkheid van beide producten nog steeds alles dient te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat er gevaar voor verwarring ontstaat of vergroot wordt. Wordt deze verplichting nageleefd dan staan gevaar voor verwarring niet in de weg aan rechtmatige nabootsing.

4) de uiterlijke verschillen tussen de steentjes van Mega Brands en die van Lego - de kleur en de (plaats van de) naamsvermelding – zijn voldoende om, gegeven de bij de potentiële kopers bestaande behoefte bouwsteentjes te verkrijgen die naar maatvoering en uiterlijk passen op/bij de steentjes die men al bezit, het gevaar van nodeloze verwarring te voorkomen. Van nodeloos verwarringsgevaar veroorzaakt door Mega Brands is geen sprake.

De moraal van het verhaal
De moraal van het verhaal? Indien er een behoefte in de markt bestaat aan standaardisatie (compatibiliteit en uitwisselbaarheid) dan mogen bij het nabootsen van een product dat niet (langer) wordt beschermd door een intellectuele-eigendomsrecht die “standaarden” worden overgenomen. Echter ook dan is de nabootser verplicht om verwarring zo veel mogelijk te voorkomen. De norm is: nodeloos verwarringsgevaar mag niet.

Een link naar het arrest is hier te vinden: www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BJ6999

Quirijn Meijnen
advocaat

intellectuele eigendom & media recht

donderdag 12 november 2009

Stieg Larsson’s Millennium trilogie, deel vier, het gevecht om de royalties





Stieg Larsson ( 5 augustus 1954 – 9 november 2004) is de auteur van de van origine Zweedse Millenium trilogie: Mannen die vrouwen haten, De vrouw die met vuur speelde & Gerechtigheid (in het Zweeds Män som hatar kvinnor, Flickan som lekte med elden & Luftslottet som sprängdes). De Milleniumtrilogie zijn wereldwijd de best verkochte boeken van 2008 en waarschijnlijk ook 2009. In Zweden heeft één op de drie zweden zijn boeken gelezen. Het zal niet lang meer duren voordat Stieg Larsson Dan Brown (auteur van “De Da Vinci Code”) voorbij streeft in verkoop aantallen. Over de royaltie inkomsten is in Zweden nu een ruzie uitgebroken tussen de nabestaanden.Opmerkelijk is dat in Nederland zich zomaar een zelfde situatie kan voordoen.


Larsson heeft het cult karakter Lisbeth Salander bedacht. Lisbeth is wiskundig hoog begaafd, een computergenie, bi seksueel, houdt van piercings en tattoo’s, is wraakzuchtig, extreem gewelddadig jegens mensen die haar onrecht aandoen en behept met een eigenzinnig moreel besef. Lisbeth wekt veel sympathie doordat zij onverbiddelijk voor rechtvaardigheid strijdt. Lisbeth is specialist in het opstellen van rapporten over mensen. Deze rapporten vervaardigd zij al dan niet in opdracht van Milton Security, een bedrijf gespecialiseerd in persoonsonderzoeken. Haar motto is “iedereen heeft geheimen, het gaat er alleen om daar achter te komen”. Een mooi portret van Lisbeth is hier te vinden: http://www.vn.nl/De-Republiek-der-Letteren/Artikel-Literatuur/Stieg-Larssons-Lisbeth-Salander.htm  Haar partner tegen wil en dank is Mikael Blomkvist, een ander sterk karakter geschapen door Larsson.

Ruzie over verdeling van 40 miljoen euro aan royalties

De royaltie inkomsten uit de boeken en films worden tot nu toe geschat op 40 miljoen euro. Over de verdeling van deze royalties is een bloedige strijd uitgebroken tussen Eva Gabrielsson, Larsson’s levenspartner gedurende de laatste 32 jaar van zijn leven, en zijn broer en vader.


Eva Gabrielsson (54 jr. en architectuur historica) ontmoette Larsson tijdens een anti Vietnam demonstratie in Stockholm in 1972. Omdat Eva niet met Larsson getrouwd was heeft zij geen cent gezien van de miljoenen aan royalties die de boeken van haar gestorven vriend genereren. Gabriellson zou zelfs de helft van de flat die zij met Larsson samen had gekocht, hebben moeten afstaan aan de broer en vader van Larsson.

Milleniumtrilogie was in eerste instantie ontspanning voor Larsson in de avonduren
Stieg Larsson schreef de Milleniumtrilogie voor zijn eigen plezier in de avonduren na zijn werk als journalist. 'Ik schrijf ze voor de lol en het gaat erg snel', zei Larsson in het eerste en enige interview over zijn romans, dat hij twee weken voor zijn dood gaf. 'Ik schrijf makkelijker een misdaadverhaal dan een artikel voor mijn tijdschrift, want al wat daarin staat, moet honderd procent juist zijn.'


Kort voor zijn dood was hij bezig de Millenium trilogie gepubliceerd te krijgen. Publicatie van de boeken die nu een ongeëvenaard wereldsucces zijn heeft hij echter nooit mee mogen maken. Larsson stierf aan een hartaanval nadat hij zeven trappen naar zijn kantoor had gelopen. De lift was die dag stuk. Overigens rookte hij ook meer dan 60 sigaretten per dag, propte hij zich vol met hamburgers en werkte hij zich een slag in de rondte. Of Larsson de Millenium serie echt voor zijn lol schreef valt te betwijfelen. Volgens zijn uitgever Nordstett had Larsson steeds financiele problemen. De romans hadden zijn appeltje voor de dorst moeten worden.

Larsson is altijd politiek actief geweest en streed voor een rechtvaardige wereld
Larrson  is gedurende zijn carrière altijd politiek actief geweest voor diverse communistische en socialistische organisaties. Daarnaast had Larrson een grote belangstelling voor Science Fiction en is hij een aantal jaren voorzitter geweest van de grootste Zweedse sciencefictionclub, Skandinavisk Förening för Science Fiction (SFSF). Larsson was oprichter van de anti-fascistische Expo-foundation, die tot doel had om racistische en totalitaire denkbeelden en organisaties aan de kaak te stellen. Van 1999 tot 2002 leidde hij het tijdschrift Svartvitt med Expo en van 2002 tot 2004 Expo. Door zijn politieke stellingnamen en werkzaamheden voor Expo werd hij regelmatig bedreigd.

Apple ibook met deel 4 van de Millenium serie inzet van de strijd om de nalatenschap
Gabriellson is in het bezit van de Apple laptop van Larsson met daarop een tweehonderd pagina’s tellend manuscript voor deel vier van de Millenenium serie en een opzet voor nog zes delen. De broer en vader hebben Eva de flat aangeboden in ruil voor de laptop. De advocaat van Eva noemde dat “chantage”. Het hoeft geen verder betoog dat Eva Gabriellson de laptop onder zich houdt.

In een testament dat Larsson in 1977 had opgesteld bepaalde hij dat zijn nalatenschap naar de Socialistische partij van Zweden zou moeten gaan. Echter, nu dit testament zonder getuigen was opgesteld is het volgens Zweeds recht niet rechtsgeldig. Daarom gaan alle royalties nu naar de vader en broer van Larsson. Eva Gabrielsson met wie Larsson nooit getrouwd is geweest, vist achter het net. Volgens Eva Gabrielsson wilde zij en Stieg niet trouwen omdat de adresgegevens van getrouwde mensen in Zweden openbaar zijn. Larsson was bang voor bedreigingen uit extreem rechtse hoek. Wel kochten Lars en Eva in 1983 trouwringen. Eva draagt ze nu allebei. In Zweden is inmiddels een discussie losgebarsten over het erfrecht.
Eva Gabrielsson vindt dat zij recht heeft op de auteursrechten van haar overleden vriend Stieg Larsson omdat zij 32 jaar lang vorm heeft gegeven aan het leven en de ideeën van Larsson. Bovendien was Gabrielsson de belangrijkste kostwinner. Larsson verdiende niet veel met zijn journalistieke werk. Juridisch snijden deze argumenten geen hout. Het voelt natuurlijk wel onrechtvaardig. Aannemelijk is dat Larsson zijn vriendin het beheer over zijn nalatenschap en de inkomsten daaruit gunde. Ronduit onbegrijpelijk is dat de broer en vader van Larsson niet met Gabrielsson willen delen. Je zou zeggen, er is genoeg voor iedereen! Waarom dit succes laten overschaduwen door een ordinaire ruzie over geld? Feit is dat Larsson gedurende zijn leven vrijwel geen contact had met zijn broer en vader vanwege een verschillende opvatting over het leven. Zou dit een manier zijn om postuum wraak te nemen?

Zweeds erfrecht lijkt op het Nederlandse erfrecht

Wat Eva Gabrielsson is overkomen, kan in Nederland ook. Een samenwonende heeft in het Nederlandse erfrecht geen wettelijke positie. Volgens het Nederlandse erfrecht zijn de wettige erfgenamen bloedverwanten en (daarnaast als enige niet bloedverwant) de echtgenoot of geregistreerd partner. Uiteraard erft ook degene die in een testament is aangewezen als erfgenaam.

Wil je de persoon waarmee je samenwoont (of een LAT relatie hebt) laten erven dan kan dat alleen indien er sprake is van een huwelijk en/of een geregistreerd partnerschap en/of een testament.

In het geval van auteursrecht is het interessant dat een boek meerdere auteurs kan hebben. Zou Eva verhaallijnen hebben aangedragen, dialogen hebben voorgesteld of hebben meegeschreven aan het boek, dan hadden Larsson en Gabrielsson kunnen afspreken dat zij beide als auteur van de Millenium serie worden aangemerkt. In dat geval zou Eva Gabriellson in ieder geval 50% van de royaltie inkomsten genieten, ook al zou er geen testament, huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn.

Ruzie woedt nog voort
Op 1 november 2009 werd bekend dat de broer en vader van Stieg Larsson Eva Gabrielsson een bedrag van 2 miljoen euro hebben aangeboden als “schikking”. Gabrielsson heeft dit voorstel afgewezen.

Inmiddels is er een website in de lucht waar geld gedoneerd kan worden aan Eva Gabrielsson; http://www.supporteva.com/se/  . Mocht u een schuldgevoel hebben omdat u de film “Mannen de Vrouwen haten” illegaal heeft gedownload, of Eva wil steunen, dan kunt u daar een donatie doen.

Dit verhaal wordt ongetwijfeld vervolgd

Quirijn Meijnen
Advocaat Media en Intellectuele Eigendomsrecht

In februari 2011 besteedde actualiteitenprogramma Nieuwsuur aandacht aan de kwestie. In het item o.a. een interview met de broer en vader van Stieg Larsson en Eva Gabrielsson.



zaterdag 24 oktober 2009

Wegvoeren kunstcollectie Scheringa Museum onnodig







Afgelopen dinsdagnacht werd de kunstcollectie van het Scheringa museum te Spanbroek in opdracht van ABN AMRO Bank (ABN) in vrachtauto’s geladen en afgevoerd. De kunstcollectie bestaat uit ruim 1300 werken. Daaronder werken met een groot cultuur historisch en kunstzinnig belang, zoals bijvoorbeeld het schilderij “Bomenrij” van Jan Mankes, geschilderd in 1915. Naar verluidt reed de laatste vrachtauto om 05.00 uur woensdagochtend weg. Was het wegvoeren van de kunstcollectie wel nodig ?.

De kunstcollectie is in onderpand gegeven aan ABN voor een lening van 32 miljoen verstrekt aan DSB Beheer, waar het Scheringa Museum onder valt. De kunstcollectie zou een waarde vertegenwoordigen van 40 miljoen euro.

De ABN had een zogeheten “bezitloos” pandrecht op de kunstcollectie. Aannemelijk is dat de fiscus –naast de ABN- ook een claim heeft op DSB Beheer. Zou de ABN ten tijde van het failliet gaan van het Scheringa museum niet de feitelijke macht over de kunstcollectie hebben, dan kan de kunstcollectie getroffen worden door een “bodembeslag’ van de fiscus. Dit is een beslag dat –kort gezegd- alle spullen treft aanwezig op de locatie van het Scheringa Museum, ook de kunstcollectie. De fiscus kan alle beslagen goederen verkopen om daarmee een belastingschuld te innen.

Dat kan de fiscus niet als de goederen al in het bezit, de macht van een ander zijn. Het is daarom zaak om het bezitloze pandrecht zo snel mogelijk (voor het faillissement) over te laten gaan in een “vuistpand”, dat kan door de feitelijke macht over de verpande spullen te verkrijgen. Een vuistpand zorgt er voor dat de verpande spullen, in dit geval de kunstcollectie niet getroffen kunnen worden door een “bodembeslag” van de fiscus en door de ABN verkocht kunnen worden.

Verhuurconstructie
Het voor het faillissement weghalen van de kunstcollectie is één manier om aan het bodembeslag van de belastingdienst te ontkomen. Een andere manier is de zogeheten “verhuurconstructie”. De ABN had dan de feitelijke macht over het Scheringa Museum moeten krijgen door het pand van het Scheringa museum te huren en eigen bewakers bij de kunstcollectie moeten zetten. Scheringa had dan ook al zijn sleutels van het Scheringa Museum moeten inleveren bij de ABN. De ABN had vervolgens huur voor het pand moeten betalen aan het Scheringa Museum. Door de verhuurconstructie bevindt de kunstcollectie zich niet meer op de “bodem” van de belastingschuldige – lees het Scheringa Museum- maar op de “bodem” van de ABN.

De voordelen van het toepassen van de ‘verhuurconstructie” zijn legio. Er wordt niet gezeuld met de kunstwerken, en nog belangrijker het Scheringa Museum had haar deuren niet hoeven sluiten. De ABN AMRO had – na een paar dagen sluiting om de feitelijke macht over de kunstcollectie te benadrukken – weer open kunnen gaan voor het publiek.


Uit het Leidsch Dagblad d.d. 21 oktober blijkt dat de “verhuurconstructie” ook door ABN AMRO bank is voorgesteld aan Scheringa. In dezelfde krant zegt Scheringa dat hij deze constructie niet wilde omdat hij van mening is dat hij met het vestigen van een huurrecht bij een faillissement de fiscus zou hebben benadeeld.

De redenering van Scheringa klopt niet. Immers, een pandrecht geeft nu eenmaal voorrang boven andere schuldeisers. Mits de ABN de feitelijke macht over de kunstcollectie verkrijgt voor het leggen van het bodembeslag door de fiscus. Uiteindelijk is het nadeel voor de fiscus door de ‘verhuurconstructie’ net zo groot als door het wegvoeren van de kunstcollectie.

Hoe nu verder?
De Staat is 100 % aandeelhouder van ABN. Winst die de ABN AMRO bank maakt vloeit via dividend naar de Staat. Bij verlies van de ABN AMRO bank ziet de Staat de waarde van haar aandelen verminderen. Formeel juridisch heeft de regering als aandeelhouder van ABN geen zeggenschap over de ABN. Echter, het zou onverstandig van de heer Zalm, directeur van de ABN, om niet sensitief te zijn voor wensen die in de politiek leven. Uiteraard zal Zalm zijn handelen ook juridisch moeten kunnen verantwoorden.

Van belang is dat ABN de kunstcollectie niet hoeft te verkopen, de ABN kan aan de kort geding rechter vragen om een prijs te bepalen voor de kunstcollectie en zo de collectie houden Zou de voorzieningenrechter de kunstcollectie hoger waarderen dan de lening (bijvoorbeeld op 35 miljoen) dan zal de ABN AMRO het meerdere (dan 3 miljoen) aan de boedel van DSB Beheer moeten terugbetalen. Het recht van parate executie betekent dus niet automatisch dat kunstcollectie moet worden geveild.

Het al dan niet behouden blijven van (een deel van) de kunstcollectie voor de gemeenschap is daarmee uiteindelijke een politieke keuze. Minister Plasterk zou aan de ABN kunnen aanbieden de kunstcollectie over te nemen voor het door de kort geding rechter bepaalde bedrag.

Totdat een definitieve oplossing is bereikt kan de kunstcollectie, met behoud van de rechten van ABN, worden tentoongesteld. Overleg tussen de curatoren, de fiscus en ABN is nodig. Omdat iedereen naar de hoogste opbrengst op termijn streeft, moet daar uit te komen zijn. Dat is een oplossing die voor de kustwereld en het grote publiek goed is. Daarmee wordt de waarde van de collectie ook vergroot.

Gelukkig is het nog niet te laat, de kunstcollectie is nog niet geveild en een locatie om de collectie publiekelijk toegankelijk te maken lijkt niet moeilijk te vinden. Het schijnt dat er in Spanbroek sinds kort een museum leeg staat.

Quirijn Meijnen

Vonnis Rechtbank Amsterdam weghalen collectie

donderdag 15 oktober 2009

Eten bij D 'Antica

Eten bij D'Antica

Gisteravond had ik met vrienden afgesproken om te gaan eten in de Reguliersdwarsstraat bij Italiaans restaurant D 'Antica. Op weg naar mijn werk fiets ik er altijd langs en het is het enige restaurant waar ze 's ochtends al flink aan het werk zijn. In de keuken (die van buiten zichtbaar is) worden dan allerlei pasta's vers bereid. Volgens mij levert D 'Antica ook pasta aan andere restaurants. Het schijnt één van de beste Italiaanse restaurants van de stad te zijn. Ik ben geen Johannes van Dam dus ik zal het menu hier niet bespreken.

Tijdens het eten roerde iemand de politiek aan. Het ging al snel over Geert Wilders. Omdat ik veel rechtszaken voer over onrechtmatige perspublicaties, vaak mensen en bedrijven die in de krant worden beschuldigd van iets dat ze niet hebben gedaan, werd mijn mening gevraagd over het recente politieke fenomeen "kopvoddentax".

Het gaat om het voorstel van Wilders om dames die een hoofddoekje willen dragen een belasting van 1000 euro te laten betalen. Tja, wat valt daar over te zeggen? Toen ik het woord "kopvoddendtax" voor het eerst hoorde geloofde ik niet dat Wilders dit gezegd zou hebben en heb toen op internet de beelden teruggezocht. Hij zegt het echt!, en hij zegt nog meer: "een grote schoonmaak van onze straten', en "Een beter milieu begint bij jezelf, dit is vervuiling van de publieke ruimte".

Alexander Pechtold interrumpeerde Wilders na zijn "kopvoddentax" uitspraak en vroeg gespeeld onwetend: 'Hoe noemde u dat nou? Koptax?".

Ik vroeg me na het zien van de beelden meteen af hoeveel uur de dames die ik altijd bij de kassa van de Albert Heijn zie moeten werken om die duizend euro belasting te betalen. Zou Albert Heijn ook een boete krijgen omdat de caissières hoofddoekjes dragen, zou die boete dan weer belastingaftrekbaar zijn? Als advocaat maak je soms vreemde gedachtesprongen.

Belasting op hoofddoekjes om het dragen daarvan te ontmoedigen. Los van de vraag of je het er mee eens bent, is het de vraag of het werkt. Voor je het weet is een hoofddoekje een nieuw statussymbool: kijk mij eens, ik kan die 1000 euro zonder problemen missen!

Na een hap pasta en een slok wijn prevelde ik eerst alleen "het debat gaat de verkeerde kant op". Aan de andere kant van de tafel werd instemmend geknikt. Daarna riep ik Pechtold in herinnering. Pechtold maakte met "Koptax" een subtiele verwijzing naar "Kopgeld", het geld dat in de oorlog verdiend kon worden door een jood aan te geven. Pechtold maakt mijn inziens goed voelbaar wat zo kwetsend is aan het woord "kopvoddentax".

De sfeer die bij het woord "kopvodden" naar boven komt is donker. Uit het woord "kopvodden" spreekt een niet mis te verstane verachting voor de draagster van de hoofddoek. Politiek kun je van mening verschillen over Wilders zijn standpunten, maar ik denk dat we het er wel over eens zijn dat het niet aangaat om in de tweede kamer individuele burgers, die tot een bepaalde groep behoren, op voorhand belachelijk te maken.

Wilders heeft het woord "kopvodden" in mijn hoofd geplant. Ik zag in de tram een leuk meisje met een hoofddoek en dacht: "kopvodden", ik kon er echt niets aan doen.

Is daar dan helemaal niets aan te doen? Wordt door mijn tafelgenoten aan mij gevraagd. Kort geding! Aangifte doen! Dit kan toch allemaal zomaar niet?!

Met lichte tegenzin moest ik, als degene binnen het gezelschap met de meeste kennis van het recht op dit punt, bekennen dat er niets aan te doen viel. Geert Wilders geniet als tweede kamerlid immuniteit voor al zijn uitspraken die hij in de tweede kamer doet. Geert Wilders mag dus spreken over "kopvoddentax".

Het was alsof mijn tafelgenoten mij persoonlijk verantwoordelijk hielden voor deze immuniteit. Kon dit niet beter geregeld worden? Wat deden wij eigenlijk op de Universiteit? Omdat we toch al in Italiaanse sferen verbleven vertelde ik dat de Nederlandse parlementaire immuniteit nog bescheiden is ten opzichte van de volledige immuniteit die Italiaanse parlementariërs genieten. Als een Italiaans parlementslid een scooter steelt kan hij pas juridisch vervolgd worden als daarvoor een meerderheid in het parlement toestemming geeft.

Al doorpratend vertelde ik dat ik uit ervaring weet hoe tijdrovend discussies over onrechtmatige publicaties kunnen zijn, één krantenartikel van 80 woorden leidt vaak al tot twee dikke dossiers. Zou de immuniteit opgeheven worden dan zal de discussie al snel gaan over wat wel en wat niet gezegd gaat worden, dit leidt af van de werkelijke discussie. Daar komt bij dat iemand die boude uitspraken doet mijn inziens veelal vooral zichzelf diskwalificeert. Mijn tafelgenoten lieten zich niet makkelijk overtuigen. Eigenlijk lieten ze zich helemaal niet overtuigen.

Er werd nog meer Italiaanse wijn besteld. We zouden het nu ofwel snel eens worden of helemaal niet. Normaal schakel ik zo'n situatie altijd snel over op voetbal. Echter, de competitie werd helaas door niemand gevolgd. Toen kwam Giorgio uitleggen welke soorten kaas en ham er als nagerecht werd geserveerd en in welke volgorde dit alles opgegeten moest worden. Alhoewel Giorgio in alles een echte Italiaan is, en ik daarom volledig op hem - voor wat eten betreft- vertrouwde, meenden mijn tafelgenoten toch dat Giorgio het verkeerd had gezien. Eerst zou de ham gegeten moeten worden en dan pas de kaas.... Over Wilders werd niet meer gesproken.

De Volkskrant en de ondergang van de DSB Bank




Run op de DSB bank en de rol van de media

De berichtgeving over de DSB Bank doet de wenkbrauwen fronsen. De “run op de bank” oproep van de heer Lakeman werd breed uitgemeten in de media. Nog voor dat de noodregeling van kracht was berichtte de Volkskrant al dat de toekomst van de DSB aan een zijden draadje hing. Zijn de media, nu een faillissement onvermijdelijk is, niet over de schreef gegaan?

De druk op de DSB werd in de media de laatste weken enorm opgevoerd. In NOVA werd de DSB Bank verschillende malen de wacht aangezet. De door de DSB gedupeerden wensten bij monde van de heren Lakeman en Hendrkixs een oplossing voor de gedupeerden en die moest en zou er komen. NOVA eiste excuses van Dirk Scheringa zelf.

DSB gaat niet vrijuit. Het schenden van een zorgplicht is niet niets. De verhalen van de gedupeerden zijn ook schrijnend.

Dat veel mensen veel wilden lenen blijft in de media veelal onvermeld. Veel gedupeerden hebben zich met het uitzicht op een verwachtte waardestijging van hun huis tot over hun oren in de schulden gestoken. Met een zakrekenmachine waren de door DSB verkochte producten eenvoudig na te rekenen en te beoordelen. Wie zich in de schulden steekt weet dat er ook afgelost zal moeten worden.

Dat de “zorgplicht” nu door velen wordt aangegrepen om van een te hoge hypotheek af te komen of een bij nader inzien onwelgevallige koopsompolis, blijft onderbelicht in de berichtgeving.

Wat daar ook van zij, de DSB had de plicht consumenten tegen zichzelf in bescherming te nemen. Het oordeel over het handelen van DSB is uiteindelijk aan de rechter. Bereiken gedupeerden en DSB zonder tussenkomst van de rechter een regeling, dan is dat mooi meegenomen.

Door de oproep van de heer Lakeman kreeg de berichtgeving over DSB een sinistere kant. Immers, is het niet verstandig om bij een mogelijke “bankrun”, zoals gesuggereerd en uitgelokt door de media, je geld zekerheidshalve van de bank te halen? Waardoor meteen de mogelijke “bankrun” een reële bankrun wordt.

Zijn de media met de berichtgeving over de schreef gegaan? Is het gerechtvaardigd om zo eenzijdig over een bank te schrijven met het gevaar op een “bankrun”?

Uitgangspunt is natuurlijk de vrijheid van meningsuiting. De media mocht berichten over de misstanden bij de DSB. Ook al is die berichtgeving schadelijk voor de DSB. Echter, is er geen grens aan te geven in het geval de media zelf een belangrijke actor wordt in het al dan niet “omvallen” van een bank, in dit geval de DSB?

De media is niet alleen passief, geeft niet alleen weer wat er gebeurt, maar creëert zelf ook feiten. Zo was de berichtgeving in de Volkskrant van maandagochtend 12 oktober jl. “De toekomst van DSB hangt aan een zijden draadje” weer aanleiding voor andere media om over een “bankrun” te speculeren. Opvallend is dat maandagochtend op de voorpagina van de Volkskrant ingegaan werd op de “noodregeling”alsof deze al van toepassing was. Zo stelde de Volkskrant zich de vraag of AZ volgende week nog wel in DSB shirtjes zou spelen, welke vraag werd beantwoord met “het DSB merk zal waarschijnlijk verdwijnen”.

Maandagochtend werd de noodregeling inderdaad van toepassing. Waarbij de rechtbank onder meer als reden gaf dat maandagochtend aanzienlijke bedragen waren weggevloeid bij de DSB. De berichtgeving in de media over DSB heeft hierin een grote rol gespeeld.

De DSB heeft de noodregeling in eerste plaats aan zichzelf te wijten door discutabele verkooppraktijken en producten en het niet snel kunnen bereiken van een oplossing met gedupeerden. Aan de andere kant is niet duidelijk of de eisen van de gedupeerden wel reëel en gerechtvaardigd waren.

Een grens voor de media is moeilijk aan te geven. Temeer ook omdat elk bericht op zich zelf staand wellicht gerechtvaardigd is, en het onmogelijk is om een individueel bericht als ‘oorzaak’ van een “bankrun” aan te merken.

Nu de “run op de bank” onderdeel was van de heer Lakeman zijn onderhandelingsstrategie, had de media extra zorgvuldig moeten omgaan met de berichtgeving over DSB. Het lijkt er nu op dat de media zich voor het karretje van de heer Lakeman hebben laten spannen. Waarmee de onafhankelijkheid van de media meteen in het geding komt.

Los van het oordeel over het handelen van DSB staat als een paal boven water dat geen enkele bank, ook niet de meest solvabele en liquide, bestand is tegen een bankrun. Dat dit zo is, daar had de media zich meer rekenschap van moeten geven.

Het handelen van de media is in het algemeen niet als onrechtmatig te kwalificeren, daarvoor is naar ik meen de “eigen schuld” bij de DSB te groot. Echter dit neemt niet weg dat de media, in een zo uitzonderlijke situatie als een mogelijke “bankrun’ diepgaand zal moeten nadenken over haar eigen verantwoordelijkheid en rol. De ingrijpende gevolgen die het omvallen van een bank heeft, voor zowel de schuldeisers van de bank als haar werknemers, rechtvaardigen dat.

Quirijn Meijnen

Quirijn Meijnen is advocaat gespecialiseerd in IE en mediarecht bij Van der Steenhoven advocaten N.V.

maandag 13 juli 2009

Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk

<






Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk

Op 8 mei 2009 is in Amsterdam een kunstmanifestatie rond de filosoof Baruch Spinoza (1632-1677) begonnen. Spinoza staat momenteel in de belangstelling vanwege zijn ideeën over godsdienstvrijheid, volledige vrije meningsuiting, tolerantie en het primaat van de rede. Spinoza wordt gezien als de eerste moderne filosoof. In de tijd van Spinoza waren zijn ideeën over God radicaal. Volgens Spinoza is God onpersoonlijk en kent hij geen plan of vrije wil. De natuur is God, de bijbel is mensenwerk, aldus Spinoza.
Spinoza wordt in Amsterdam geëerd als een van de grondleggers van de liberale waarden waarmee Amsterdam zich graag onderscheidt. Spinoza groeide op in Amsterdam en werd in 1556 uit die stad verbannen. Zijn belangrijkste werk, de Ethica, schreef hij in Den Haag en Rijnsburg. Spinoza is ook bekend als “gezicht” van het oude briefje van 1000 gulden.

Onderdeel van de Spinozamanifestatie is het “WatSpinoza?” project van web 2.0 bureau Mediamatic (www.mediamatic.net ). Met “WatSpinoza?” wil Mediamatic met een postercampagne, met teksten geïnspireerd op Spinoza en geschreven door Dirk van Weelden, de publieke discussie tussen en met Amsterdammers aanwakkeren. Dit door in het openbaar controversiële en spannende vragen te stellen. Een van de posters die tot nadenken doet stemmen is een poster met de tekst “waarom is een hond schoppen een misdrijf maar een koe opeten niet?”. Onderaan de poster is een afbeelding van Ronald Mc Donald, een mascotte van fastfoodketen McDonalds te zien.

McDonalds’s stuurde al een sommatiebrief naar Mediamatic met het verzoek de“Ronald Mc Donald” poster niet meer te gebruiken. De poster is nog overal in Amsterdam te zien en het lijkt erop dat McDonalds er geen rechtszaak van maakt. De vraag is of een rechtszaak kans van slagen gehad zou hebben. Overigens geheel los van de vraag of het voeren van een rechtszaak – die voor McDonalds alleen maar negatieve publiciteit zou hebben opgeleverd – verstandig zou zijn.

Vrijheid van meningsuiting

Op grond van artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) kan het in dit artikel genoemde recht op vrijheid alleen in de daar genoemde uitzonderingsgevallen beperkt worden en/of onderworpen worden aan sancties die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. De uitzonderingsgevallen zijn onder meer uitzonderingen in het belang van de openbare veiligheid en de bescherming van de rechten van anderen. Onder die rechten van anderen kunnen ook het auteursrecht en het merkenrecht worden verstaan.

Het merkenrecht

Het gebruik van een bekend merk (of logo) door het “WatSpinoza?” project is aan te merken als gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d Benelux Verdrag voor de Intellectuele Eigendom (BVIE). Dit is gebruik van een merk anders dan voor waren en diensten. Het project “WatSpinoza?” gebruikt het merk immers niet om een product of een dienst aan te prijzen. Er is dan ook geen sprake van “verwarringsgevaar”, het centrale begrip in het merkenrecht. Veelal gaan merkenrechtelijke geschillen over het al dan niet aanwezig zijn van “verwarringsgevaar”, bijvoorbeeld in de zin dat het publiek meent in de supermarkt pindakaas van Calvé te kopen, maar thuis ontdekt dat pindakaas van het Albert Heijn huismerk is aangeschaft, doordat de etiketten zo op elkaar lijken.

Bekend merk heeft een vergaande bescherming

Artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE biedt bescherming tegen gebruik van een bekend merk, zonder geldige reden, indien door dit gebruik ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van dat merk. Het aantonen van “verwarringsgevaar” is bij een beroep op deze grond niet nodig. Het aantonen van het feit dat de reputatie van het bekende merk wordt aangetast is op zich voldoende. Dit artikel biedt derhalve een verregaande “speciale” bescherming voor bekende merken. Onlangs is de bescherming van bekende merken door een uitspraak van het Europese Hof van Justitie EG (HvJEG) vergroot. Het HvJEG oordeelde op 18 juni 2009 (HvJEG, C-487/07 L’Oréal SA/Bellure NV) – kort gezegd – dat wanneer de aanhaker bij een bekend merk door zijn gebruik “in het kielzog van het bekende merk probeert te varen om te profiteren van de aantrekkingskracht, de reputatie en het prestige van dat merk, en om zonder financiële vergoeding profijt te halen uit de commerciële inspanning die de houder van het merk heeft geleverd om het imago van dit merk te creëren en te onderhouden”, hij op dit bekende merk inbreuk maakt.

Het auteursrecht

De logo’s van de bekende merken zijn, indien de logo’s voldoende origineel zijn en een eigen karakter hebben, ook beschermd door het auteursrecht. Op grond van artikel 18b van de Auteurswet is het gebruik van een auteursrechtelijk werk in het kader van – onder meer – een parodie uitdrukkelijk toegestaan, mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is. De vraag die hier aan de orde is, is of het gebruik door het project “WatSpinoza?” van de logo’s gezien kan worden als “een parodie” in de zin van art. 18b auteurswet en, indien dat niet het geval is, of er sprake is van auteursrechtinbreuk.

Gebruik van logo’s van bekende merken door project “WatSpinoza?”

De vraag is nu of de vrijheid van meningsuiting dient te prevaleren boven het merken- en auteursrecht. Het handelen van de houders van de bekende merken (Albert Heijn,
McDonalds) wordt door de posters van het project “WatSpinoza?” in een kritisch daglicht geplaatst. In het geval van Mc Donalds word je als lezer van de poster uitgenodigd na te denken over de vraag waarom het slaan van een hond “erger” is dan het eten van een koe. Een prikkelende vraag die mijn inziens ter zake is. Nu McDonalds veel rundvlees verkoopt, is dit voor McDonald’s wellicht een ongemakkelijke vraag. Dat de poster afbreuk doet aan de merken van McDonald’s is denk ik wel te verdedigen. Het handelen van McDonalds wordt immers in een controversieel daglicht geplaatst. Daar staat tegenover dat het project “Wat Spinoza?” recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Met de postercampagne wenst het project “Wat Spinoza?” mensen na te laten denken over hun eigen handelen en over het handelen van de bedrijven wiens logo’s zijn gebruikt, alsmede om daarover met elkaar op een begeleidende website te communiceren. Mijn inziens is verdedigbaar dat het kunnen gebruiken van de logo’s door het project “Wat Spinoza?” in combinatie met teksten die tot nadenken aanzetten over de bedrijven waarvan de logo’s zijn gebruikt in een democratische samenleving dient te prevaleren boven de merkenrechtelijke en auteursrechtelijke bescherming.

Art. 10 lid 2 EVRM prevaleert boven auteurs- en merkenrechtelijke bescherming

In het geval van de merkenrechtelijke bescherming kan de door art. 10 lid 2 EVRM gewaarborgde vrijheid gezien worden als “een geldige reden” zoals bedoeld in art. 2.20 lid 1 sub d BVIE.

Wellicht dat het gebruik door het project “WatSpinoza?” van de auteursrechtelijke beschermde logo’s valt onder de “parodie”-exceptie van de auteurswet. Echter, mijn inziens is de postercampagne daarvoor te serieus, en beoogt de campagne niet de gebruikte logo’s te parodiëren. Wat daar ook van zij, art. 10 EVRM lid 2 kan prevaleren boven de auteurswet. Het Hof Den Haag heeft op 4 september 2003 in de zaak Scientology/Xs4ALL (Karin Spaink) geoordeeld dat: “Denkbaar is dat er bijzondere gevallen zijn waarin de handhaving van het auteursrecht, zoals een inbreukverbod, moet wijken voor de informatievrijheid.”

Aanknopingspunt voor een mogelijk positief oordeel van een rechter over de postercampagne biedt het oordeel van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2006 over het gebruik van het teken “denk vooruit” http://denkvooruit.nl/ door Greenpeace in een campagne waarin het milieubeleid van de overheid aan de kaak werd gesteld. De Voorzieningenrechter oordeelde dat Greenpeace met het gebruik van het logo niet het (vermeende) merkrecht en niet het auteursrecht van de Staat schond. De Voorzieningenrechter achtte een beroep van de Staat op haar (vermeende) merkrecht in strijd met art. 10 lid 2 EVRM en oordeelde dat Greenpeace zich met succes kon beroepen op de parodie exceptie in de auteurswet.

Willem Velthoven, directeur van Mediamatic, zegt in het Parool over het gebruik van de merken voor de postercampagne van “Wat Spinoza?”:

"Merken zijn onderdeel van ons bewustzijn. Dat hebben ze zonder onze toestemming, door reclame, bewerkstelligd. Dus mag ik als ik iets wil vertellen gebruikmaken van die merken?"

De redenering van Velthoven is aantrekkelijk. Waarom zou de burger, die ongevraagd met tientallen reclame uitingen per dag wordt geconfronteerd, zodanig dat deze merken en hun betekenis onderdeel van diens bewustzijn zijn geworden, niet gebruik mogen maken van de kracht van deze merken om een bepaalde boodschap over te brengen? Voor zover een andere commerciële partij niet profiteert van het aanhaken bij de bekendheid van een bekend merk, pleit ik voor het ruimhartig toestaan van het gebruik van bekende merken voor het overbrengen van een (de merkhouder wellicht onwelgevallige) ideële boodschap.


Ten slotte


Nu McDonalds kennelijk haar bezwaren tegen de campagne heeft ingetrokken, althans geen rechtszaak wenst aan te spannen, zullen we nooit weten hoe een rechter in deze zaak zou hebben geoordeeld. Bovenstaande uitkomst is dan ook louter speculatie.

Echter, dat bekende merken steeds meer invloed proberen uit te oefenen op het gebruik en de context van het gebruik van bekende merken is een feit. Dit is ook begrijpelijk, nu een bekend merk veelal het meest waardevolle bezit van een onderneming is. Het valt toe te juichen dat zo nu en dan bekende merken op een prikkelende manier worden ingezet voor de publieke zaak.

Het EVRM heeft in zijn jurisprudentie vele malen aangegeven dat het optreden van zogeheten “chilling effects” voorkomen dienen te worden. Een “chilling effect” is dat mensen zelf censuur plegen en/of bepaalde uitingen niet doen uit angst voor vervolging of de gevolgen van deze uitingen. Gezien de economische macht van merkhouders (het zijn veelal multinationals) zullen veel mensen/partijen die een bekend merk in een ideële uiting hebben gebruikt, na ontvangst van een sommatiebrief van een merkhouder direct daaraan gehoor geven, al is het maar vanwege de kosten van het inschakelen van een advocaat . Dit is overigens vanuit juridisch oogpunt niet altijd onverstandig, nu op voorhand, gezien de uitgebreide bescherming die bekende merken toekomen, moeilijk valt in te schatten wat de uitkomst van een procedure is. Mede vanwege het voorkomen van de hiervoor genoemde “chilling effects”, waardoor het publieke debat verstomt, verdient het gebruik van bekende merken in ideële uitingen een ruimhartige juridische benadering.

Quirijn Meijnen
Amsterdam, 13 juli 2009


© foto's posters in de stad: Dorinde de Tempe
© posters: Mediamatic


http://www.mediamatic.net/page/96928/nl
http://www.reclameboek.nl/?//Mc+Donalds+vs+Spinoza////23194/


dinsdag 2 juni 2009

Michelangelo meester vervalser?







Onlangs was ik een weekend in Rome. Leuke stad, naar het Palatijn, daar het huis van Augustus gezien met prachtige fresco's. Natuurlijk de Sixtijnse kapel en het Vaticaanse museum. In 2005 liep ik in Rome de Marathon en ik was blij nu alles eens rustig in mij op te kunnen nemen. Tijdens een rondleiding in het Vaticaanse museum vertelde de gids over de "lost cupid" van Michelangelo.

Het zou gaan om een vervalsing van een oud Grieks beeld. De grote Michelangelo Buonarotti (1475-1564) een ordinaire vervalser? Vasari, collega kunstenaar, vriend en biograaf van Michelangelo, heeft beschreven dat een jonge Michelangelo (1475-1564) in de winter van 1495-1496 een slapende marmeren cupido heeft gemaakt. Vasari schrijft dat de door Michelangelo gemaakte slapende cupido de bewondering wekte van Lorenzo di Pier Francesco de’Medici. Lorenzo adviseerde Michelangelo het beeld zodanig te bewerken zodat het zou lijken alsof het om heel oud grieks beeld zou gaan en was opgegraven. Zodoende zou het beeld meer geld opbrengen. Het plan leek te lukken. Kardinaal Raffaello Riario kocht Michelangelo’s Cupido bij de kunsthandelaar
Baldassare di Milanese en dacht dat het beeld antiek was. Uiteindelijke kwam de kardinaal erachter hoe het beeld werkelijk was gemaakt. De Kardinaalde wilde toen van het beeld af en hij kreeg zijn geld terug van Baldassare. Michelangelo kwam er toen achter dat hijzelf ook door de gewiekste kunsthandelaar was belazerd. Het beeld bleek voor 200 ducaten aan de kardinaal te zijn verkocht, dit terwijl Michelangelo zelf 30 ducaten van de kunsthandelaar voor het beeld had gekregen. Vervolgens kwam het beeld via Cesare Borgia in bezit van Guidobaldo da Montefeltre, hertog van Urbino, bekend vanwege een van de mooiste kunstverzamelingen van Italië. In 1502 kreeg Isabella d’Este het beeld in handen. De Gonzaga’s in Mantua hebben de cupido via Isabelle D'Este verworven en hadden tot 1628 in bezit. Bekend is dat rond 1628 Koning Karel I van Engeland zijn kunstverzameling wilde uitbreiden en dat een van zijn agenten, Daniel Nys, de beeldenverzameling van de toen pas overleden hertog van Mantua, Ferdinando Gonzaga heeft gekocht.

Op Windsor Castle bevinden zich tekeningen van beelden die in verband worden gebracht met deze verzameling. Een van deze tekeningen zou de "slapende cupido" van Michelangelo voorstellen. De bij dit artikel geplaatste tekening is overigens een schets van Michelangelo zelf, waarnaar hij naar alle waarschijnlijkheid de "slapende cupido" heeft gemaakt. Vermoed wordt dat Michelangelo’s slapende cupido in 1698 verloren is gegaan bij een brand in Whitehall Palace, Londen.

Het is verschrikkelijk jammer dat het ongetwijfeld prachtige beeld verloren is gegaan. Volgens de legende zou Kardinaal Raffaello Riario niet boos zijn geworden op de jonge Michelangelo toen hij ontdekte dat het beeld vals was. Michelangelo zou zelfs zijn percentage van de verkoop van het beeld hebben mogen houden. De Kardinaal zou achter de vervalsing zijn gekomen omdat - alhoewel het beeld oud leek door de zure aarde- de voorstelling voor die tijd simpelweg te modern was. Beelden zijn vrijwel onmogelijk goed te dateren, en vervalsingen daarom ook. De gebruikte marmer is immers sowieso oud. Het debat over de echtheid van het Griekse beeld de "Getty Kouros", in 1983 aangekocht voor 7 miljoen dollar door het Getty Museum, is bijvoorbeeld nog steeds gaande http://en.wikipedia.org/wiki/Getty_kouros. De moderne voorstelling van de slapende cupdio zou zo volgens de overlevering zo expressief zijn, dat het beeld daarmee nogal af week van al bekende Cupido's. Met andere woorden Michelangelo verraadde zich door zijn stijl, zijn kunstenaarschap.

Als het inderdaad zo is dat Michelangelo's slapende cupido zo "anders" is, gaat het dan nog wel om een vervalsing van een oud Grieks beeld? In het Florence van Michelangelo bestond het auteursrecht zoals we dat nu kennen nog niet. In de renaissance kon een kunstenaar wel om een "Privilegio" vragen aan een paus, of een stad. In het kort kon een artiest met een beroep op de verleende "Privilegio" voorkomen dat zijn werk werd gekopieerd. Zou de slapende cupido van Michelangelo in onze tijd een auteursrecht inbreuk opleveren? Auteursrecht duurt 70 jaar na de dood van de maker. Het auteursrecht op de Griekse beelden (480-320 voor Christus, waar de Renaissance toen dol op was, en waarvoor de "slapende cupido" moest doorgaan, was in de tijd van Michelangelo al lang verlopen.

Centraal in het auteursrecht staat het werkbegrip een "werk" is auteusrechtelijk beschermd als het een eigen en oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het uitbeelden van een slapende cupido en kindertjes begon in de Griekse oudheid en was in de tijd van Michelangelo zeker niet origineel. De Griekse kindertjes stellen steeds de liefdesgod Eros voor. Soms worden de kinderen afgebeeld met een pijl en boog, de uitrusting van Eros. De kinderen worden ook wel afgebeeld met attributen van andere figuren bekend uit de mythen van de oudheid. Bijvoorbeeld de knots en het leeuwevel van Hercules die deze had uitgedaan toen hij Omphale wilde versieren. Een afgebeelde knots bij een kindje verwijst naar een representatie van Eros op het moment dat hij een boog uit de knots snijdt, daarmee weergevend dat liefde de kracht heeft de allersterksten te ontwapenen. De slapende kinderen worden ook wel afgebeeld met een papaverbol, waar in de oudheid ook al opium uit werd gewonnen. De papaverbol staat voor de Griekse god van de slaap Hypnos. Veel voorkomend is ook een brandende toorts als beeld voor het vuur van de liefde.

Michelangelo had zogezegd niet veel "ruimte" om iets nieuws te doen. Het thema was bekend en de vraag is of hij nog iets eigens kon toevoegen. Dat de slapende cupido zo'n mythe is geworden komt vooral door het geniale kunstenaarschap van Michelangelo. Beelden als de Pieta (te zien in de Sint Pieter, rechts als je binnenkomt) doen verlangen naar meer. Misschien is wel de kracht van grote kunst dat een uitgekouwd thema toch weer als nieuw fonkelt, en dat blijft doen. Het "eigen en oorspronkelijk karakter" kan heel wel zien op de specifieke uitwerking die Michelangelo heeft gegeven aan het thema van de "slapende cupido" en Michelangelo's slapende cupido zou dan naar de huidige auteursrechtelijke maatstaven zeker voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Blijft natuurlijk dat het niet netjes is mee te werken aan het voor de gek houden van een argeloze kardinaal.In die zin had Michelangelo beter op eigen kunnen moeten vertrouwen. Ook al was het beeld geen oud Grieks beeld, mooi zal het zeker zijn geweest. Aan de andere kant, maar dat is natuurlijk speculeren, zou het kunnen zijn dat Michelangelo hoopte (en wist) dat zijn "vervalsing" aan het licht zou komen, en daarmee meteen de grootsheid van zijn talent zou worden erkent. Met andere woorden het goed kunnen vervalsen, en daarmee het eigen kunstenaarschap volledig opzij zetten, is echt grote kunstenaars misschien uberhaupt niet gegeven.

Interessant is dat Professor Lynn Catterson, vooral op grond van esthetische overwegingen, tot de conclusie komt dat een ander beroemd beeld, de Laocoon, te zien in de Vaticaanse museums en hier bij dit artikel afgebeeld, door Michelangelo gemaakt zou zijn. Gezegd wordt dat Michelangelo zich door dit beeld heeft laten inspireren bij het schilderen van de dag des oordeels in de Sixtijnse Kapel. Dat hij het beeld zelf gemaakt zou hebben is nieuw voor mij, maar een interessante theorie. Zie hierover http://arttheftcentral.blogspot.com/2009/01/michelangelos-laocoon.html. De schoonheid van het beeld pleit zeker voor de theorie van Catterson. Probleem lijkt mij dat Michelangelo, in aanmerking nemende de oogverblindende schoonheid (de afbeelding geeft wel een indicatie, maar een trip naar Rome is echt nodig om het beeld te ervaren), zeker erkent zou willen worden als de schepper van het beeld.

Quirijn Meijnen

Interessant artikel van Caroline Hoek over een recent (her)ontdekt beeld van Michelangelo




Google en het gebruik van de naam van je concurrent in adwords


Onlangs werden mij een paar vragen gesteld over het gebruik van adwords door business site http://www.z24.nl/ Hieronder een link naar het artikel:


http://www.z24.nl/bedrijven/it_telecom/artikel_72070.z24/Google_staat_adverteren_op_naam_van_concurrent_toe.html

Op internet ben je altijd anoniem, toch?

In Zweden is het internetverkeer met 33% gedaald berichtte de Telegraaf onlangs.

http://www.telegraaf.nl/digitaal/article3632168.ece?cid=mailart

Oorzaak van de daling is de invoering van een wet die bepaalt dat houders van auteursrechten de persoonsgegevens van downloaders kunnen opeisen bij internet service providers (ISP’s). Bekende ISP’s in Nederland zijn KPN, Xs4all, Chello & Tele2. Van veel uploaders en downloaders is vaak alleen het IP adres zichtbaar. Een ISP weet bij welk persoon een IP adres hoort omdat een ISP die persoon via een IP adres toegang verschaft tot het internet, bijhoudt hoeveel MB iemand verbruikt en de persoon daarvoor een rekening stuurt.

In Nederland probeert de Stichting BREIN, een stichting die opkomt voor de belangen van de entertainment industrie, al jaren middels verzoeken aan ISP’s en het voeren van rechtszaken achter de persoonsgegevens van grote downloaders en houders van grote bitttorent sites (dit is een website waarop grote aantallen computerspellen, films en muziekbestanden worden uitgewisseld) te komen. Dit om de personen die veel films en/of muziekbestanden online hebben staan te kunnen dagvaarden. De meeste Nederlandse ISP’s verstrekken niet zomaar persoonsgegevens van klanten en stellen zich op het begrijpelijke standpunt dat zij alleen persoonsgegevens verstrekken op rechterlijk bevel en/of het bevel van een Officier van Justitie.

De kort geding rechter heeft echter al verschillende malen beslist dat een ISP persoonsgegevens van klanten diende te verstrekken. In een procedure die in 2006 werd gevoerd tussen BREIN en UPC over de persoonsgegevens van de mensen achter de torrentsite “Dikke Donder”, heeft de kort geding rechter uitgemaakt dat een ISP gehouden kan zijn om de gevraagde persoonsgegevens te verstrekken. Volgens de rechter diende UPC de persoonsgegevens aan BREIN te verstrekken omdat het voldoende aannemelijk was dat de betreffende abonnee van UPC inbreukmakend (onrechtmatig) handelde. Na verkrijging van de persoonsgegevens kon BREIN de mensen achter de website waarop grote hoeveelheden films, muziekbestanden en computerbestanden werden aangeboden dagvaarden.

Het lijkt erop dat internetgebruikers in Zweden massaal bang zijn geworden voor het ontvangen van een dagvaarding wegens inbreuk op auteursrechten. Nederlanders zouden echter ook bang moeten zijn!

Anders dan veel mensen denken ben je op het internet niet anoniem. Integendeel, vrijwel elke handeling laat digitale sporen na. Zoals blijkt uit de bovenstaande uitspraak kunnen ISP’s worden verplicht om persoonsgegevens te verstrekken en er zijn zelfs gevallen bekend waarbij ISP’s de persoonsgegevens van internetgebruikers zonder tussenkomst van een rechter vrijwillig hebben verstrekt. Met behulp van deze gegevens kan Stichting BREIN de internetgebruikers in Nederland die auteursrechten van artiesten en filmmakers schenden dagvaarden. De beste manier om te ontkomen aan een dagvaarding van BREIN is om geen films, muziekbestanden en computerbestanden met anderen op internet te delen.